Het uitgestrekte hete NIKS

18 september 2019 - Lone Pine, California, Verenigde Staten

Bye bye Sin City, het waren weer 2 dolle dwaze dagen, tijd om verder te gaan. We will meet again! Het grote uitgestrekte hete NIKS, ook wel Death Valley genaamd wacht op ons. Eerst nog een half uur rijden eer we alle suburbs van Las Vegas achter ons laten en de grote leegte inrijden. In no time is het landschap dor en droog en met fantastische vergezichten met de heuvels (bergen zijn het net niet). Rotsformaties is een beter woord wellicht. Eerst zien we nog wel wat Joshua Trees, al snel bestaat de vegetatie alleen nog uit tumbleweed en een verdwaald struikje. Het is hier gort droog en tot onze verbazing niet zo warm als we ons herinneren van vorige keer, 22 jaar geleden inmiddels. Toen waren we hier ook iets vroeger in september, maar dat zal toch niet bijna 20 graden temperatuurverschil geven? Het is ongeveer 26 graden, eigenlijk prima te doen. Het landschap wordt droger en droger en de rotsen grijzer en geler in plaats van rood en roze.

Onderweg zien we voor het eerst deze reis een bord “Hitchhiking prohibited” (verboden te liften). Tijdens een eerdere reis zagen we dit bord vaker en heb ik eens aan een local gevraagd waarom die borden daar zo staan, meestal in the middle of nowhere. Grinnikend vertelde hij toen dat er dan ergens “in de buurt” een gevangenis is, blijkbaar ontsnapt er wel eens iemand en die kunnen dan liftend in ieder geval niet wegkomen. Lopen laat een ontsnapte hier in de woestijn sowieso wel uit zijn hoofd. 

Bij het toegangsbord van Death Valley stoppen we om een foto te maken en naast ons staat een grote groep Franse motorrijders met de muziek keihard aan. Wij houden absoluut van muziek, zeker ook van deze muziek, maar hallo, we zijn in de natuur. Moet dit? Negeren en genieten van waar we zijn.

Death Valley National Park. Die naam klinkt zo lekker onheilspellend. Het is een hele grote grauwe vlakte met niks (mijn benaming). Er woont niemand, er groeit niks, er gebeurt niks, er leven niet of nauwelijks beesten en het is er warm. De temperatuur is inmiddels opgelopen tot meer dan 35 graden. Bij Zabriskie Point is het hartstikke druk, onder andere de Franse motorgroep en een paar bussen. Zabriskie Point biedt uitzicht over grote grillige gele rotsen. In 1997 waren de parkeerplaats en het wandelpaadje nog gewoon “dirt road”, inmiddels is alles keurig geasfalteerd en zijn er toiletten beschikbaar. Tja, voldoen aan de toeristische wensen is niet altijd een vooruitgang in onze ogen, maar ok, het zij zo. We wandelen naar het uitzichtpunt en ik voel al dat de temperatuur me te pakken heeft, ik word licht in mijn hoofd en mijn wangen koken zowat. Water drinken! Uit de zon gaan, kun je hier wel willen, maar is volledig kansloos. Er is geen grassprietje schaduw te vinden. 

Volgende stoppunt is Furnace Creek en dat is mooi, want lunchtijd. Er zijn sinds ons vorige bezoek een aantal resorts ontstaan en bij The Oassis hebben ze een prachtig restaurant, helemaal in saloon stijl. We lunchen in de cowboy saloon. Rob vindt het helemaal geweldig en kijkt zijn ogen uit. We hebben best trek, dus kom maar snel met die broodjes! Frisdrank hoef je hier niet te betalen (zal wel in de prijs van de broodjes verrekend zijn) en krijg je doorlopend bijgevuld, maar 1 zo’n groot glas homemade icetea is voor mij toch echt wel genoeg. Die airconditioned ruimte is toch wel lekker, maar door hier te blijven zitten, komen we natuurlijk nooit bij Bad Water en dat hoort toch echt wel bij een bezoek aan Death Valley. Eerst maken we nog een tussenstop bij Devils Golf Course. Dat is, net als Bad Water een immense zoutvlakte, allemaal kronkelige brokken zout, overal waar je kijkt. Bad Water ligt een kleine 15 kilometer verderop en is met 80 meter onder zeeniveau het laagste gelegen punt van Amerika. Als we hier uit de auto stappen en een stuk de zoutvlakte oplopen, word ik echt even niet goed. Mijn hoofd kookt over en ik voel me wiebelig. Ook hebben mijn ogen een beetje last van de felheid van het zonlicht en de reflectie op de zoutvlakte. Ik ga even in de auto zitten met de airco aan en drink flink wat slokken water en neem een druivensuiker snoepje. Intussen rijdt Rob weer de weg op richting Furnace Creek terwijl ik me weer wat beter voel. We maken nog een tussenstop bij Golden Canyon en lopen een klein stukje de kloof in. Ik moet er even niet aan denken de hele 2,4 kilometer de kloof in te gaan, die slaan we over voor een volgende keer. Bij de kruising richting Furnace Creek staat een kluitje auto’s kris kras geparkeerd. Dat betekent meestal “beesten!”. In de berm staat een coyote en hij lijkt helemaal niet onder de indruk van het groepje mensen. Hij reageert zelfs op het geklik van Rob’s fototoestel door naar hem te kijken. Het lijkt wel of hij poseert. Dank je wel WIlly e. coyote! Bij Stovepipe Wells stoppen we nog bij de zandduinen. Het bestaan hiervan laat zien hoe divers de landschappen in Death Valley zijn. Het is allemaal woestijn en toch allemaal anders. Ik slof lekker door het zand naar het topje van een duin en bekijk de rest op mijn gemak. Rob wil, geloof ik, op het topje van elke zandduin gaan staan. Te warm en te veel zand. Ik snap het concept “zandduinen” zo ook wel. 

Pas tegen 5 uur komen we in Lone Pine aan, een typisch Amerikaans dorp langs de snelweg. Een lange brede hoofdweg met alle hotels, motels, restaurants en winkels en een paar kleine zijstraatjes, that’s it. En ik ben dol op die dorpjes. Ik weet niet wat het is wat me raakt, is het de brede straat, de lokale winkeltjes, de typische diner restaurants of de vriendelijke mensen? Wellicht allemaal. Na Palm Springs en Las Vegas is het ook weer een groen dorp in plaats van een woestijnstad. Loofbomen in plaats van alleen maar hoge palmen en Joshua Trees. 

 Tripadvisor adviseert ons restaurant Seasons en dat blijkt een goede keuze. Ik krijg me toch een lekkere “Elk medaillon” voorgeschoteld! Goed mals en lekker gekruid met een cranberry walnoten saus. Meisje Meessen blij. En uitgeteld, het was een lange en toch warme reisdag. Als we het restaurant uitlopen, voelen we frissere temperaturen aan de benen dan we afgelopen dagen gewend zijn. Het kan ‘s avonds dus ook minder dan 20 graden zijn! 

Morgen weer een nieuwe dag, terwijl ik naast me iemand hoor vertellen dat hij de melkweg wil fotograferen. Prima, schat, doe jij dat lekker, als je mij maar laat slapen. 

Foto’s

1 Reactie

  1. Monique:
    22 september 2019
    Wat vertel je jullie verhaal leuk! Ik geniet ervan.